Sinds ik in Zutphen woon, pak ik zo af en toe mijn fiets voor een ritje naar Lochem. Een prachtige tocht door bossen en landerijen met als heerlijk einddoel: een ijszaak tegenover de oude kerk in het centrum. En als het zonnetje schijnt dan kun je in februari, begin maart heel lekker uit de wind en in de zon op een van de bankjes die aan de zuidzijde tegen de kerk aan staan, je ijsje opeten. Deze bankjes staan vrij dicht op elkaar, wat als voordeel heeft, dat mensen die daar enigszins aanleg voor hebben, al snel in gesprek komen met hun buurman of buurvrouw.
De tandarts
Dit keer zat er een wat oudere man naast me. Na wat praten over het mooie weer van de laatste dagen, zei hij plotseling: “U lijkt trouwens als twee druppels water op mijn tandarts. Een hele goede tandarts.”
Ik dacht op zijn Achterhoeks ‘Break mien de bek niet los!’ Omdat dit nogal plat overkomt, verkoos ik de hooghollandse variant: “Ik mag dan wel het voorkomen hebben van die tandarts van u, maar qua interesses verschillen we behoorlijk. Ik moet namelijk helemaal niks hebben van dat soort boor- en klopwerken. Ik heb er zelfs een heus jeugdtrauma aan overgehouden. Nee, mijn beroep zou het niet zijn!”
“De mijne ook niet, hoor”, zei de man. “Ik ben allergisch voor de luchten die uit geopende monden kunnen komen. Wat dacht u van tanden met nog restjes rottend vlees ertussen? En het wordt helemaal erg, wanneer de ivoren wachters collectief aan het rotten zijn!”
Mijn voortreffelijke ijsje begon me steeds minder te smaken. En toen de man in kleuren en vooral geuren, met bijbehorende walgmimiek, over de uitzonderlijke slechte adem van een co-assistent in het ziekenhuis van Enschede begon (hij had hem “het bijzonder goede spul B12” aangeraden), moest ik wel ingrijpen. Anders zou mijn ijsje, door vergane eetlust, onherroepelijk ten prooi zijn gevallen aan totale dooi. En zo stuurde ik het gesprek een wat minder onsmakelijke kant uit: “Mag ik u vragen wat u voor de kost heeft gedaan?”
Fraude in het leger
“Ik heb 43 dienstjaren bij defensie volgemaakt. Eerst als militair en later heb ik mij laten bijscholen voor een accountantsfunctie binnen het leger. En daar heb ik dingen meegemaakt!”
Dit laatste sprak hij dusdanig uit, dat het bijna onbeleefd zou zijn geweest wanneer ik niet had gevraagd: “O ja? U maakt me nieuwsgierig.”
Ik had al zo’n bang vermoeden en ja hoor, mijn uitnodiging bleek een druk op de aan-knop van mijn buurman te zijn. Als eerste kwam er een foute sergeant-kassier voorbij, die niet-geïnde declaraties van legerpersoneel in eigen zak stopte. Vervolgens werd een kapitein die niet zuiver op de graad was gefileerd en tenslotte kwam er zeven officieren voorbij, die onder één hoedje spanden door in dienstauto’s afgelegde kilometers te declareren als treinritten. “En dan niet tweede klas, maar gelijk eerste klas!”, besloot mijn gesprekspartner zijn in legergroen gehulde detectiveverrichtingen.
“Toe maar! Maar goed dat u ze heeft ontmaskerd.”
“Ja, ik heb huilende kerels aan mijn bureau gehad, die me op de knieën smeekten om hun malversaties niet openbaar te maken, omdat ze anders ontslagen zouden worden, of op zijn minst een bevordering zouden mislopen.”
“En? Heeft u die verzoeken ingewilligd?”
“Nee, daar kon ik niet aan beginnen. Ik zei altijd: Dat is niet mijn probleem. Dan had u het maar niet moeten doen.”
Een “schriftje”
Later vertelde de man me, dat hij vroeger een aardig balletje kon slaan en dat hij na zijn diensttijd in verschillende landen tennisles had gegeven. Hij scheen hier nog aardig mee te hebben bijgebeund. En grotendeels belastingvrij. Want vrijwel alles ging contant en dat werd uitermate privé geadministreerd, in een “schriftje”. En de paar leerlingen die per bank betaalde gaf hij netjes op voor de belasting.
Fijntjes zei ik: “U was dus niks beter dan de mensen die u tijdens diensttijd als fraudeur hebt opgesnord?” Zijn klinische antwoord: “Nee, maar ik was niet meer in functie, hè…”
God is anders!
Tja, de verhalen van de man bewijzen maar weer, dat een mens regels, wetten, controle en sancties nodig heeft, omdat hij er anders een potje van maakt. Dat is zijn inborst. Ja, het is zelfs de inborst van mensen die controle op naleving van wetten en regels moeten uitoefenen, zoals onze gepensioneerde dienstklopper. Kortom: het is de inborst van iedereen. Ook van u en mij!
Gelukkig is God anders! Ondanks dat Hij volkomen in Zijn recht staat om zondige mensen te straffen met een eeuwige verbanning, wil Hij alleen het Beste voor ze. En dat Beste is: Zijn Zoon Jezus Christus. Het verbond, dat met Zijn bloed aan het kruis werd bezegeld, is zo krachtig, dat ieder mens die Zijn uitnodiging van genade aanneemt, zich voortaan een kind van God de Vader mag weten!
Henk van Blijderveen