Vanmorgen stond in De Stentor een foto van een konvooi hulpverleners aan de oevers van het Uddelermeer. Twee volwassenen waren met hun sleetje door het ijs gezakt.
Op een andere foto waren twee schaatsers te zien die als eersten op het Apeldoorns kanaal zwierden. Het 4 cm. dunne ijs golfde en kraakte, maar, zo zeiden de schaatsers: “als je de vaart erin hield gebeurt er niets”. En om als eerste krassen te maken op het maagdelijke ijs was “kicken”.
IJskoude metaforen doemen op:
Produceren, kopen, poffen,
Handelen in niets.
Afkoelende euro’s,
de auto inruilen voor een fiets?
Het ijs dat golft, het ijs dat kraakt.
De afgrond bedwingen met vingertoppen,
verwachtingen, te hoog gegrepen.
Geef het maar eens toe!
Op de achtergrond verbrande schepen.
Het ijs dat golft, het ijs dat kraakt.
Ook in de kerk is alles oké,
De formats voldoen nog best.
Op minuten geregisseerde diensten,
waarmee de Geest wordt uitgeperst.
Het ijs dat golft, het ijs dat kraakt.
Zelfs het ik knijpen we uit,
werken ons kerkelijk uit de naad.
Bezig zijnd met een eigen koninkrijk,
vergetend waar het echt om gaat.
Het ijs dat golft, het ijs dat kraakt.
Hollen, doorgaan en ontvluchten.
Nergens een horizon die daagt.
Marthaans wordt daarom doorgezwierd,
op ijs dat alleen maar beweging draagt.
IJs dat golft, ijs dat kraakt.
Mens, staak toch dat wild geraas,
het angstig zwoegen en de schijn.
Jezus wil alles dragen,
jouw Heer en Heiland zijn.
Henk van Blijderveen