Afgelopen dinsdag zat ik weer eens in de wachtkamer van de KNO-arts. “Meneer Hogenboom, kamer vier” klonk het luid en duidelijk uit de intercom.
Meneer Hogenboom, kamer vier
De man naast mij keek mij aan of hij het in Keulen hoorde donderen: “Wat zegt ie?”
“Meneer Hogenboom, kamer vier”, antwoordde ik.
“Wat praat die man verrekte onduidelijk zeg! Niet te verstaan.”
Niemand stond op. Blijkbaar was de heer Hogenboom niet aanwezig. Even later kwam mijn arts, dokter Demler, goedgemutst uit kamer vier. “Is meneer Hogenboom aanwezig?”
Een oudere man keek wat verstoord op. “Bedoelt u mij?”
“Als u meneer Hogenboom bent, dan bedoel ik u.” De dokter was in een jolige bui en riep: “Als hier nog meer Hogenbooms zitten, dan gaan we bij de receptie loten.”
Een jonge moeder met een waterig uitkijkende, snotverkouden baby kon er net als ik wel om lachen. Maar de circa 80-jarige vrouw en haar dochter, tegenover mij, keken elkaar aan en converseerden non-verbaal: dat die man dat nodig heeft. Zo’n ongeloofwaardige grapjas zal je arts maar wezen!
Een beetje gelijk hadden ze natuurlijk wel. Want als je hem voor keelproblemen consulteert, dan is de kans groot dat hij je bij de neus neemt.
Zal ik mee naar binnen gaan?
De KNO-arts was inmiddels met patiënt Hogenboom vertrokken, toen ik de dochter aan haar oude moeder hoorde vragen: “Zal ik straks mee naar binnen gaan?”
“Dat hoeft niet hoor”, zei het oudje kordaat.
“Echt niet?”
“Nee, ik red mij wel.”
“Ik wil best mee naar binnen hoor.”
De bezorgde dochter maakte haar moeder wat onzeker. “Ik hoef toch alleen maar een verklaring te vragen? Voor de vergoeding van het gehoorapparaat door het ziekenfonds”, klonk het weifelend.
“Ja. Zal ik toch maar mee naar binnen gaan?”
“Ach ja, doe dan maar. Twee weten tenslotte meer dan één.”
Moeders… Eerst moederen ze over hun kinderen En eenmaal op leeftijd worden ze door hun kinderen bemoederd.
Henk van Blijderveen
Geef een antwoord