Toos en ik hebben inmiddels alle tijd aan onszelf. En omdat we graag in de natuur zijn en van fietsen houden, hebben we een kampeermiddel aangeschaft. Voor de kenners: een Kip Shelter. Lekkere lange bedden en alles basic. Afgelopen week stonden we op een boerencamping ergens in Overijssel. Bij Geert*, een gepensioneerde boer, die, zoals hij zegt “zijn AOW wat opkrikt met campinggasten”. Bij het afspreken trof me de hartelijkheid van de man:
“Nee, is goed jong, kom maar gewoon. Je hoeft niet te reserveren. Plek zat.”
Oh ja, op de website prees Geert zijn camping als volgt aan: Een leuke no-nonsense camping met zwem- annex visvijver.
Heibel op de camping
Bij aankomst liet Geert het helemaal aan ons over waar we gingen staan. Als we gesetteld waren, zou hij nog wel even komen kijken. En ja hoor, na ons zwoegen kwam Geert aangestiefeld.
Ik denk dat we nog geen 2 minuten gepraat hadden, toen hij al vertelde “een tijdlang niet lekker in zijn vel te hebben gezeten”. Wat bleek: op de camping stond een vaste gast die zich aan alles ergerde. En een andere vaste gast ergerde zich aan dit ergeren. Uiteindelijk liep de zaak zo uit de hand, dat Geert ze van de camping had moeten zetten. Geert heeft deze campingellende maar moeilijk kunnen verwerken en raakte in een depressie.
“Niks an jong, het heeft allemaal te maken met mijn jeugd. Tijdens die ruzie op de camping kwam het allemaal weer naar boven; dat ik geestelijk mishandeld ben door mijn moeder. Een jongere zus van mij werd altijd voorgetrokken. En als er iets was uitgevreten, kreeg ik altijd op mijn donder.”
Het werd een triest verhaal, dat blijkbaar nog steeds tegen de ventilatieklep van Geert aanduwde en bij het minste geringste stomend naar buiten kwam.
Geloofszaken
Een dag later kwamen Toos en ik terug van een fietstocht. We waren de lange oprit vanaf de oude zeedijk nog maar net afgereden of Geert stond ons al op te wachten. Weer kwam het gesprek op zijn verleden. Om uit de spagaat te komen vroeg ik:
“Geloof je ook Geert?”
“Geloven? Nee!”, klonk het resoluut. “Ben ook niet met geloof opgevoed, het zegt me niks. En weet je wat het slimste volk is? Jehova’s! Die jaag ik altijd gelijk van het erf. Laten ze eerst zelf maar eens de wereld veranderen. En dan die Roomsen! Al dat misbruik. Man, man!”
“Weet je dat ik wél geloof, Geert? En ook ik ben er niet mee opgegroeid.”
Na zijn uitbarsting tegen de Jehova’s leek het me verstandig om het maar een beetje kort te houden. Dus het werd een getuigenis in een notendop. Maar wel een met de Here Jezus als Middelpunt.
Geerts reactie?
“Ja, het moet je aangrijpen, hè.”
“Geert, ik denk dat God iedereen die erom vraagt wil aangrijpen.”
“Nou, ik laat iedereen maar in zijn waarde”, besloot hij en liep weg.
De vis-, annex zwemvijver
De volgende dag werd het tijd om eens te voet de vis-, annex zwemvijver in het weiland, aan het begin van de oprit, te inspecteren. Nou, dat viel niet mee! Het was een kolk omzoomd met een brede rietkraag. Aan de kanten was het ook nog eens heel ondiep, met veel alg. Het vissen en zwemmen viel dus in het water. Ik liep de paar honderd meter weer terug naar de camping en… daar kwam Geert aan. Hij paste zijn tempo zo aan, dat we elkaar bij de ingang van het kampeerterrein tegen het lijf liepen. We kregen het over zijn motor.
De motor
Volgens Geert was het een bijzonder gewichtig collectorsitem:
“Als hij omvalt, moet hij met een takelwagen weer op zijn wielen worden gehesen. Wil je hem eens zien?”
Zo togen we naar het heilige der heiligen in de boerderijschuur. En het moet gezegd, zelfs ik, die niks met motoren heb, vond het een prachtding!
“Heb je hem al lang, Geert?
“Een half jaar.”
“Je hebt zeker al heel wat ritjes gemaakt?”
“Nee, nog niet. In het voorjaar heeft het tijden geregend. Dan is er niks an op zo’n ding. En toen kwam de warmte. Dan zweet je je een ongeluk als je stil staat. En dat doe je hier met al die toeristen al snel. En vorige week wilde ik een keer, maar toen was ik snotverkouden.”
Ik kreeg sterk de indruk dat Geert een angstvisioen had van een onderweg omgevallen motor die, en plein publiek, met een takel op de wielen moet worden gezet. Met als bonus misschien nog wel een klein itempje in RTV Oost.
“Maar ik ga wel iedere dag even kijken. Wat een geluid, jong! Wil je hem eens horen.”
Geert startte zijn grote liefde en stond verlekkerd naar het zware geronk te luisteren, terwijl ik slechts een motor hoorde lopen. Ik wilde hem niet teleurstellen: “Een mooi geluidje, Geert.”
“Ik moet hem iedere dag even zien en horen lopen. Apart hè?”
“Rij je wel eens met anderen, Geert?”
“Nee ik hou niet van groepen, dan moet je je weer aanpassen. Ik ben al mijn hele leven een eenling.”
U raadt het al. Weer kwam het gesprek op Geerts jeugd.
Goede wifi
Omdat de wifi op ons plekje matig was, bracht ik mijn schrijfochtendjes door in de kantine. Nou ja, kantine… Het leek meer op een outlet van allerhande afgedankte kantoormeubelen. Binnen de kortste keren had Geert mij daar ontdekt:
“Hoe is de wifi?”
“Prima Geert, prima!”
De volgende dagen kwam hij steeds even op kantinebezoek. Aanvankelijk steeds met de binnenkomer: “Is de wifi nog goed?” Op het laatst paste hij zijn openingszin aan: “Dus de wifi is goed?” Ik had niet altijd tijd voor een gesprek. Er moest tenslotte ook nog wat geschreven worden, maar ik probeerde toch zo af en toe een luisterend oor te zijn voor deze authentieke boer.
Authentiek
Ik zal nog een paar kleine voorvalletjes opschrijven, die dat authentieke karakter van Geert nog wat inzichtelijker te maken.
Op een morgen liep ik weer met mijn laptopje naar de kantine, toen Geert mijn pad kruiste:
“Ik ga nog even internetten.”
“Mooie meiden kijken zeker?”
“Nee, dat doe ik niet.”
“Ach, dat doet toch iedereen.”
“Nee Geert, niet iedereen. Ik moet nog een fietsroute downloaden. We gaan morgen fietsen.”
Een andere keer hoorde ik tijdens het afwassen hoe hij nieuwe gasten, een keurige heer en dame met een giga camper, rondleidde door de toiletruimte:
“Kijk, hier zijn de toiletten. Urinoirs en potten met bril. Ik heb liever dat de mannen op de urinoirs pissen, want anders moet ik de bril weer schoonmaken.”
Het ontlokte bij de dame een vreemd hoog giecheltje.
Geloof
Tijdens een van onze gesprekjes kregen Geert en ik het over de oude, wat verwaarloosde boerderij. Hij vertelde me dat ze hem daar nooit wegkregen.
“Wat moet ik in een dorp, jong? Nee, als ik hier wegga, dan alleen gestrekt. Gelukkig weet je niet wanneer je doodgaat. Niet dat ik er bang voor ben hoor. Jij?”
“Ik ook niet. Vanwege mijn geloof. “
“Daar zeg je het juist: geloof, niemand kan het bewijzen.”
“Weet je wat er in de Bijbel staat, Geert? Geloof is de zekerheid van de dingen die je niet ziet.”
“Ja, maar dan moet je het toch eerst geloven. En als je ziet hoe christenen er een potje van maken”, praatte hij eroverheen.
“Daarom probeer ik een goede christen te zijn, zodat mensen een beetje van God in mij zien.”
“Ja, ja. Ik heb er niks mee.”
En weer kregen de Jehova’s een voet tussen het gesprek:
“Jehova’s getuigen stuur ik direct weg. Ik zeg altijd tegen ze: ‘Denken jullie dat jullie betere mensen zijn, of zo?’ Ga eerst maar eens de wereld verbeteren!”
“Weet je Geert, niemand is door zijn geloof beter dan een ander. Maar er is wel een verschil of iemand na zijn leven bij God komt of niet. Ik ben daar zeker van, omdat ik geloof dat de Here Jezus mij verlost heeft van mijn zonde.”
“Net zei ik al, dat je dat moet geloven”, sprak Geert triomfantelijk, als bewijs van zijn stelling.
“Maar Geert, of iets bestaat is toch niet afhankelijk of jij het al dan niet gelooft!? Toen ik voor het eerst hoorde dat ieder mens is ontstaan door samensmelting van een onzichtbaar klein zaad- en eicelletje, kon ik dat niet geloven. En toch is het waar! En het is toch apart dat we nu zo met elkaar praten, elkaar kunnen zien en onze gedachten hebben. Ja, de natuur zit zo mooi geordend in elkaar. Dat kan toch niet vanzelf komen?”
Toen ging de telefoon. Het was Jannie, zijn vrouw. Het eten was klaar. Geert:
“Ik kom eraan. Ik was even een paar campinggasten aan het vermaken.”
Het afscheid
Toen ik na ons verblijf afscheid nam en Geert zijn aanvulling op de AOW overhandigde, bedankte hij mij hartelijk voor het geld en voor de fijne gesprekken.
Tot slot vroeg ik Geert of hij nog eens over het geloof wilde nadenken.
“Weet je, ik ben er niet mee opgevoed, hè. Maar, toch is het wonderlijk als je ziet hoe alles in elkaar steekt.”
Blijkbaar hadden onze gesprekjes toch enig effect op Geert gehad.
“Precies Geert! Denk er daarom nog eens over na.”
Nee, het vissen en zwemmen op de camping mocht dan niks zijn, toch had ik het gevoel dat ik gebruikt ben om wat levend water over de camping te laten vloeien en om wat geestelijk aas uit te werpen. Wie weet laat Geert zich door God vangen…
Henk van Blijderveen
*Geert is niet de werkelijke naam van de campingbaas.
Mira zegt
Wat een heerlijk verhaal!!!! Spanning tot het einde! Ben er zeker van Henk dat God je gebruikt heeft om zaadjes te planten bij “Geert”! Gods wegen zijn ondoorgrondelijk en soms neemt Hij grote omwegen om tot Zijn doel te komen! A propos: chapeau voor je geduld tijdens je gesprekken! Ik vrees dat ik al lang ontploft was! Hahahaha….
Jan Vehof zegt
Ik weet Henk dat je niet meer zo aan carriere-planning doet …….en niet zo nodig op zoek bent naar een job als de spiksplinternieuwe Bonifatius van Drenthe…….Maar de afstand van “zonderling” naar zenderling” is niet zo heel erg groot……..je bent een gezondene Henk die zijn ZENDER kent en andersom.
Geert heeft een motor “met zijspan nodig”.
Pieter den Hertog zegt
nee, God is door mensen niet te bewijzen, gelukkig maar; dan zou Hij geen God zijn, tenminste, geen God met een Hoofdletter. Hij heeft ook geen bewijs nodig van ons, Hij bewijst zich zelf, in de schepping rondom ons heen. Lucht kun je ook niet zien: is er daarom geen lucht? nou en of, als het gaat waaien voel je z’n kracht, soms wordt je omver geblazen. zo ook Gods Geest, is als met de wind: die zie je niet maar als je ‘Em voelt, ervaart wordt je echt een liefdevol mens.
.